Wat?

Op 29 januari werd de Vlaamse dichter Charles Ducal (° 1952) officieel aangesteld als eerste ‘Dichter des Vaderlands’ van België. Ducal zal het ambt gedurende twee jaar vervullen. De toekenning van de titel is een initiatief van het Gentse Poëziecentrum, het Naamse Maison de la Poésie et de la Langue française en de jonge Antwerpse organisator van literaire evenementen VONK & Zonen (Antwerpen).

Van de Dichter des Vaderlands worden minimum zes gedichten per jaar verlangd ‘over diverse thema’s die ons land aanbelangen’. Alle gedichten worden in samenwerking met het Vertalerscollectief van Passa Porta (waar overigens ook ISLV¹-docent Pierre Geron toe behoort) in de drie landstalen ter beschikking gesteld, en gelijktijdig gepubliceerd in de kranten De Morgen, L’Avenir en GrenzEcho.  In 2016 neemt een Franstalige dichter het van Ducal over, in 2018 wellicht een Duitstalige landgenoot.

De onvermijdelijke rel

Een Belgisch dichter des vaderlands anno 2014, in een klimaat waarin – boven de taalgrens – Vlaams nationalisme en anti-Belgische sentimenten in het offensief zijn: het viel te verwachten dat dit door sommigen in Vlaanderen op ergernis en afwijzing onthaald zou worden. Als Vlaams nationalist van dienst fungeerde collega-dichter Dirk van Bastelaere, die in De Standaard van 17 januari zwaar uithaalde naar het initiatief. Van Bastelaere ontwaart in het initiatief niets minder dan een belgicistisch manoeuvre: de Dichter des Vaderlands moet volgens hem ‘de incivieke Belg opvoeden tot ‘vaderlandsliefde’. Of, om helemaal precies te zijn: ‘Door de titel te accepteren bekent Charles Ducal zich tot het Belgische nationalisme en de monarchie. Hij ontpopt zich tot vendelzwaaier van het regime, antirepublikein en openlijk tegenstander van het autonomiestreven van volkeren in de hele wereld, van Basken over Catalanen, Schotten en Vlamingen tot Koerden en Palestijnen.’

De persona pratica

Pikant in dezen is dat Van Bastelaere en Ducal ooit één front hebben gevormd. Beiden debuteerden als dichters in de loop van de jaren 1980, en kregen toen samen met Bernard Dewulf en (jawel) ondergetekende veel aandacht in kritiek en media dankzij de publicatie van Twist met Ons (1987), een collectieve poëziebundel die toen werd gezien als de acte de présence van een nieuwe lichting Vlaamse dichters.

Bij nader toezien blijken Ducal en Van Bastelaere echter zéér verschillende dichters, om te beginnen al politiek en ideologisch. Terwijl de aanvankelijk in een socialistische entourage te situeren Van Bastelaere zich de laatste jaren steeds meer als een economische (neo)liberaal en een overtuigd nationalist manifesteert (en daarmee ongeveer het N-VA-programma reproduceert), is Ducal de idealen uit zijn beginjaren trouw gebleven. Tijdens zijn Leuvense studententijd nam de emancipatie van deze zoon van katholieke boeren uit Vlaams-Brabant de concrete vorm aan van een radicaal links engagement. Ducal haalde een diploma Germaanse taal- en letterkunde en werd vervolgens leraar aan een bekend college in de buurt van Leuven. De politieke strijd verdween naar de achtergrond: Ducal ging zich in toenemende mate aan de letteren wijden – als leraar, maar in toenemende mate ook als dichter. Deze tournant esthétique valt overigens bij wel meer gedesillusioneerde vertegenwoordigers van de linkse generaties terug te vinden. In Vlaanderen deden schrijvers als Herman de Coninck, Joris Note en Paul Claes het Ducal voor.

Zoals gezegd is het echter ook vandaag nog duidelijk genoeg waar Ducal politiek gesitueerd moet worden. Instructief in dit verband is het interview met Ducal in De Morgen van 29 januari, de dag van zijn ambtsaanvaarding. Daarin geeft hij duidelijk aan dat ‘de scheidingslijnen in het vaderland voor mij niet samenvallen met de taalgrenzen’. Het is een diplomatieke manier om uit te drukken dat hij, als consequent sympathisant van links, het nationalisme afwijst en vooral sociale ongelijkheid als de te bekampen vijand beschouwt.

De persona poetica

Maar wie is Ducal nu eigenlijk als dichter? Al sinds Het huwelijk, zijn opgemerkte debuut uit 1987, schrijft hij gedichten in een klassieke vorm, meestal met een geredelijk herkenbaar identificeerbaar ritmisch patroon en eindrijm. Het protypische Ducal-gedicht bestaat uit drie kwatrijnen – al heeft hij ook gedichten in andere vormen.  Vaak gaat het over de een of andere op het eerste gezicht goed identificeerbare en dus ‘realistische’ situatie, die echter onverwachte en zelfs verontrustende trekken krijgt – soms doordat mooie façades en vereerde iconen op ontluisterende wijze worden gesloopt, soms ook doordat een op het eerste gezicht vertrouwde of zelfs banale scène akelige, nachtmerrieachtige trekken krijgt. Doorgaans treedt in Ducals gedichten een lyrische ik op, maar ze overstijgen de simpele belijdenis, doordat de lezer zich dat ik gemakkelijk kan toe-eigenen. Dat is mede een gevolg van het feit dat Ducals werk vaak verbindingen aangaat met bekende figuren en verhalen uit de mythologie, de religie en de wereldliteratuur.

De Nederlandstalige dichterlijke traditie waar Ducals werk het meeste aan doet denken, is die van de groep rond het Nederlandse tijdschrift Criterium: dichters die rond 1940 op de voorgrond kwamen met werk dat realistische inspiratie vermengt met surreële en magische elementen, in overwegend traditionele vormen en een vaak eenvoudige, naar poésie parlante neigende taal. De bekendste namen uit deze groep zijn Gerrit Achterberg, M. Vasalis en Ed Hoornik. Zij werden niet alleen door de kritiek gewaardeerd, maar wisten ook een (alle verhoudingen in acht genomen) groot publiek te bereiken. Net als de genoemde dichters is Ducal geen hermetische avant-gardist, maar evenmin een simpele plezierdichter: van zijn op het eerste gezicht direct toegankelijke werk gaat bij nadere lectuur een aan het surrealisme en het magisch realisme herinnerende fascinatie uit.

Ducals dichterlijke oeuvre telt ondertussen zes bundels,  die in 2012 werden samengebracht in Alsof ik er haast ben. Verzamelde gedichten 1987-2012 (Amsterdam, Atlas-Contact). Zijn nieuwe bundel De buitendeur gaat binnenkort ter perse.

Charles Ducal, premier Poète National de Belgique

Ce 29 janvier, le poète flamand Charles Ducal (né en 1952) a officiellement été engagé comme premier «Poète National» de Belgique. Ducal remplira cette fonction pendant deux ans. L'attribution de ce titre est une initiative conjointe du Poëzicentrum de Gand, de la Maison de la Poésie et de la Langue française de Namur, de VONK & Zonen (jeune entreprise anversoise organisant des événements littéraires), avec le soutien du Collectif de traducteurs de la maison internationale des littératures Passa Porta (Bruxelles).

L'on attend du Poète National au minimum six poèmes par an «sur diverses thématiques de notre pays». En collaboration avec le collectif de traducteurs de Passa Porta (dont fait d'ailleurs partie Pierre Geron, enseignant à l'ISLV¹), tous les poèmes seront mis à disposition dans les trois langues nationales et publiés simultanément dans les journaux De Morgen, L'Avenir et GrenzEcho. En 2016, un francophone reprendra le rôle de Ducal, et peut-être sera‑ce en 2018 le tour d'un compatriote germanophone.

L'inévitable querelle

Choisir un Poète National en 2014, alors que, au Nord de la frontière linguistique, nationalisme flamand et sentiment anti-belge sont à l'offensive : il était prévisible que cela se heurterait à l'irritation et au refus de certains en Flandre. C'est un confrère poète, Dirk Van Bastelaere, qui a rempli le rôle de nationaliste flamand de service. Dans le Standaard du 17 juin, il a violemment attaqué l'initiative, dans laquelle il décèle ni plus ni moins qu'une manoeuvre belgiciste : le Poète National est là, selon lui, pour  «éduquer le Belge incivique au 'patriotisme'». Ou, pour être tout à fait précis : «En acceptant ce titre, Charles Ducal se revendique du nationalisme belge et de la monarchie. Il se révèle comme porte-drapeau du régime, antirépublicain et ouvertement opposé aux aspirations autonomistes de peuples dans le monde entier, des Basques jusqu'aux Kurdes et aux Palestiniens, en passant par les Catalans, Écossais et Flamands.»

Persona pratica

Le détail savoureux est que Van Bastelaere et Ducal ont jadis été des alliés. Tous deux ont débuté en tant que poètes dans les années 1980 et ont fait à ce moment, tout comme Bernard Dewulf et l'auteur de ces lignes – eh oui ! –, une entrée très remarquée par la critique et les médias grâce à la publication de Twist met ons (1987), recueil collectif de poésie qui fut alors considéré comme l'acte de présence d'une nouvelle génération de poètes flamands.

À y regarder de plus près, Ducal et Van Bastelaere semblent cependant des poètes très différents, ne fût-ce que du point de vue politique et idéologique. Tandis que Van Bastelaere, qu'on pouvait à l'origine situer dans un entourage socialiste, se manifeste ces dernières années de plus en plus comme un (néo)libéral d'un point de vue économique et comme un nationaliste convaincu (reprenant ainsi grosso modo le programme de la N-VA), Ducal est resté fidèle aux idéaux de ses jeunes années. Pendant ses études à Leuven, l'émancipation de ce fils de fermiers catholiques du Brabant Flamand a pris la forme concrète d'un engagement radical à gauche. Ducal a décroché son diplôme en langues et littératures germaniques et est par la suite devenu enseignant dans un collège réputé dans les environs de Leuven. Son combat politique est alors passé au second plan : Ducal allait se consacrer de plus en plus intensivement à la littérature – en tant que professeur, mais également toujours plus comme poète. L'on retrouve d'ailleurs ce tournant esthétique chez bien d'autres représentants désillusionnés des générations de gauche ; en Flandre, des écrivains comme Herman de Coninck, Joris Note et Paul Claes ont ainsi précédé Ducal.

Comme nous l'avons déjà dit, on peut cependant toujours situer Ducal assez clairement sur le plan politique aujourd'hui. En cette matière, l'interview de Ducal dans le Morgen du 29 janvier, le jour de sa prise de fonction, est éclairante. Dans celle-ci, il dit clairement que «les lignes de séparation dans la patrie ne correspondent pas pour moi aux frontières linguistiques». C'est une manière diplomatique d'exprimer qu'en tant que bon sympathisant de gauche, il rejette le nationalisme et considère surtout l'inégalité sociale comme l'ennemi à combattre.

Persona poetica

Mais au fait, qui est donc Ducal en tant que poète ? Depuis Het huwelijk déjà, son début remarqué en 1987, il écrit des poèmes de format classique, la plupart du temps sur un modèle rythmique aisément identifiable, aux finales rimées. Le prototype du poème ducallien contient trois quatrains – bien qu'il écrive aussi des poèmes dans d'autres formes. Il s'agit souvent de l'une ou l'autre situation facile à reconnaître de prime abord, et donc «réaliste», qui acquiert pourtant des traits inattendus et même inquiétants – parfois par la destruction décevante de belles façades et d'honorées icônes, parfois aussi parce qu'une scène commune, voire banale, développe des traits écœurants, cauchemardesques. D'ordinaire, il se trouve un Je poétique dans les pièces de Ducal, mais elles dépassent le simple aveu personnel, car le lecteur peut facilement s'approprier ce Je. C'est en partie une conséquence du fait que l'œuvre de Ducal crée souvent des liens avec des personnages et histoires de la mythologie, de la religion et de la littérature mondiale.

La tradition poétique néerlandophone à laquelle l'œuvre de Ducal fait le plus penserest celle du groupe gravitant autour de la revue néerlandaise Criterium : des poètes qui, aux alentours de 1940, se sont fait connaître avec des œuvres liant inspiration réaliste et éléments surréels et magiques, en des formes principalement traditionnelles et une langue simple, penchant vers la poésie parlante. Les noms les plus connus de ce groupe sont Gerrit Achterberg, M. Vasalis et Ed Hoornik. Ils ont non seulement été appréciés par la critique, mais savaient atteindre aussi un grand public (toutes proportions gardées). Tout comme ces poètes, Ducal n'est pas un avant-gardiste hermétique, mais encore moins un simple poète sans prétention littéraire : de son œuvre, au premier regard directement accessible, émane à la lecture plus poussée une fascination rappelant le surréalisme et le réalisme magique.

L'œuvre poétique de Ducal compte entre-temps six recueils, rassemblés dans Alsof ik er haast ben. Verzamelde gedichten 1987-2012 (Amsterdam, Atlas-Contact). Son nouveau recueil De buitendeur sort de presse le 15 février.

Woord tegen woord

Van alle woorden zijn de onze de zwakste,
al liggen zij ontegensprekelijk in de mond.
Niemand verhoort ze, niemand verkracht ze.
Zij kussen de sterren, zij hebben geen grond.

Andere woorden bewegen armen en benen,
vullen schedels, ontsteken de keel.
Een mes in de rug kan vertaald als een streling,
een schop in de buik als noodzakelijk verkeer.

Het andere woord rijmt niet, het bewijst zonder meer
dat de werkelijkheid strookt met uw krant.
Het drukt op uw ogen, de startknop van uw tv,
en licht op. Het maakt ons duister en bang.

Mot contre mot

De tous les mots les nôtres sont les plus faibles,
même si sans conteste ils siègent dans la bouche.
Nul ne leur répond, nul ne les viole.
Ils embrassent les étoiles, ils vivent hors terre.

D’autres mots remuent bras et jambes,
bourrent des crânes, enflamment la gorge.
Une lame dans le dos peut se dire caresse,
un pied dans le ventre échange nécessaire.

L’autre mot ne rime pas, il prouve tout court
que la réalité concorde avec votre journal.
Il pousse sur vos yeux, la télé s’allume,
et vous éblouit. Il nous rend obscurs et anxieux.